’Zeventienduizend euro verlíés? Dat kan niet. Ik kan al drie jaar álle rekeningen betalen.’
‘Toch is het zo.’ Je boekhouder gooit het jaarverslag op tafel. ‘De afschrijving van de persmachines drukt je winst. Dáárom krijg je geen hypotheek van de bank.’
Je weet pas waarom je verlies draait als je je boekhouding bijhoudt.
Hetzelfde geldt voor afvallen: je ziet pas waar het misgaat als je je calorieën telt
Zo ontdek je dat er 534 calorieën in een bakje Croky Bolognese chips zitten. En 197 in een handje Engelse drop. Tel je die niet? Dan is de kans groot dat je overeet. Je stapt de volgende dag dan wéér met gebalde vuist van de weegschaal af: ‘Zie je wel, het lukt me toch niet.’
Je calorieën bijhouden geeft inzicht: je ziet wat je binnenkrijgt, en of je met dat aantal calorieën afvalt. Het levert je óók vrijheid op: als je nog 300 calorieën over hebt, is er ruimte voor Hertog ijs.
Maar het werkt pas als je álles bijhoudt
Dus óók de suiker in je koffie. En die klodder mosterd bij je kaasblokje.
Je energie-inname bestaat uit al je calorieën bij elkaar opgeteld. Je lichaam maakt geen onderscheid: een calorie uit een avocado levert net zoveel energie als een calorie uit een zak patat. Iedere calorie telt even zwaar. Is je energie-inname lager dan je energieverbruik? Dan val je af.
Je kunt het vergelijken met een spaarrekening. Als je op 1 mei minder geld op je rekening hebt dan op 1 april, ben je armer geworden. Wil je rijker worden? Dan moet je iedere transactie in kaart brengen. Dus óók die latte macchiato bij de Starbucks.
‘Maar ik ga toch niet voor áltijd mijn eten wegen?’
Tuurlijk niet. Drie weken is genoeg. Tot je weet hoeveel calorieën je binnenkrijgt, en bij welk aantal je afvalt. Vanaf dan hoef je het nóóit meer te doen.
Denk maar aan leren spellen: het duurt even voor je de dt-regel snapt, daarna gaat het vanzelf. Maak je tóch een fout? Dan kun je hem zelf herstellen. Dat komt omdat je handelt vanuit een structuur: eerst de stam, dan een t. Dat geldt hier ook. Lukt het niet om af te vallen? Eérst je calorieën inzichtelijk, dan de rest.
Als je je aantal calorieën weet, gaan we je maaltijden structureren
Je begint met het kiezen van een vast aantal eetmomenten per dag. Het optimale aantal maaltijden bestaat niet. Ga voor een patroon dat je kunt volhouden.
Laten we vier keer per dag nemen: ontbijt, lunch, diner en één tussendoortje. Bedenk daarna drie variaties per eetmoment. Zorg dat het aantal calorieën per maaltijd gelijk blijft.
Neem je ontbijt. Drie opties zijn: Skyr met fruit, een boterham met kaas of crackers met kipfilet. Zolang je hetzelfde aantal calorieën binnenkrijgt is er niets aan de hand.
Daarna: plan je maaltijden een week vooruit
En haal de boodschappen van tevoren in huis. Niet voor een hele week, natuurlijk. Dan krijg je een feestje in je koelkast. Nee, voor de komende vier dagen.
Dat geeft rust. Het lijkt alsof je week inééns vanzelf gaat. En je hebt antwoord op de belangrijkste vraag van de dag: ‘Wat eten we?’
Vergeet niet je voortgang te meten
Zoals je gewicht en je buikomvang.
Anders weet je niet of je vooruit gaat. Dat kan door iedere ochtend je gewicht te noteren op papier. Pak het meest representatieve moment van de dag: ’s morgens als je ontwaakt, na je toiletbezoek. Pas daarna ga je eten en drinken.
Hetzelfde geldt voor je buikomvang. Meet hem eens per week, na het wegen. Neem de hoogte van je navel. Ga rechtop staan, adem uit, en meet je omvang.
Dus:
Bijhouden.
Breng in kaart hoeveel calorieën je eet, hoeveel je afvalt en hoeveel buikomvang je verliest. Structureer je maaltijden, bedenk drie variaties per eetmoment en haal van tevoren boodschappen.
Doen.
3 weken.
Achteraf ben je me dankbaar.
Danny Rikkers
op 02 May 2021Jan Barn
op 02 May 2021M. Runderkamp
op 04 May 2021Jan Barn
op 05 May 2021Erik Steur
op 12 May 2021Jan Barn
op 12 May 2021