DNA

DNA is een afkorting van het woord ‘Desoxyribonucleïnezuur’. Het is een biochemisch molecuul en draagt de erfelijke informatie in alle organismen (en zelfs virussen). Hoe dit molecuul eruitziet, is het beste te vergelijken als een lange wenteltrap (of ‘dubbele helix’). Deze trap bestaat uit twee lange strengen van nucleotiden, en deze zijn verbonden door waterstofbruggen (wat eruitziet als een trapeze). DNA is in de vorm van chromosomen terug te vinden in alle cellen in ons lichaam (en dit zijn er zo’n 40 miljard). Op een chromosoom bevinden zich tussen de tien- en honderdtallen genen. DNA bepaalt onze huids- en haarkleur, maar ook welke erfelijke ziekten er doorgegeven kunnen worden. Het is te zien als de blauwdruk van het persoon (of ander organisme). DNA voert het uitvoeren van deze blauwdruk niet zelf uit, maar dit gebeurt door de eiwitten. Zij zijn de bouwstenen in deze blauwdruk. Het DNA stuurt dus aan wat er precies met de eiwitten moet gebeuren en waar deze naartoe moeten. Elk individueel gen bevat de specifieke informatie die benodigd is voor het eiwit (en voor welke erfelijke eigenschap dit verantwoordelijk is). De zo’n 30.000 genen in je lichaam worden ook wel het menselijk genoom genoemd. De mens heeft ongeveer 46 chromosomen in het lichaam. Hiervan komen er 23 van de moeder, en 23 van de vader. Deze worden aan elkaar gekoppeld, waaruit het specifieke DNA-patroon van een kind plaatsvindt. Ook kan er schade aan het DNA plaatsvinden. Dit kan volgens de dagelijkse processen zoals het metabolisme, maar ook door UV-schade, roken of (overmatige) stress. Deze oorzaken kunnen het DNA veranderen, en zelfs beschadigen. In iedere cel treden er per dag wel duizenden beschadigingen aan het DNA op. Dit kan zelfs oplopen tot 1 miljoen. De schade treedt op in de structuur van het DNA-molecuul. Dit kan een negatief effect hebben op het kopiëren van de genen. Het DNA kan zelf haar schade enigszins beperken en repareren, maar onze eigen invloed mag hier ook niet op worden onderschat.
Reactie plaatsen